Het per burgerinitiatief ingediende Chicagoplan is een belangrijke stap om herhaling van de afgelopen financiële crisis te voorkomen, door het probleem bij de monetaire bron aan te pakken. De Tweede Kamer zou van dit idee serieus werk moeten maken.
Onlangs boden De Verleiders, de theatergroep achter het spraakmakende toneelstuk ‘Door de bank genomen’, hun burgerinitiatief over geldschepping aan in de Tweede Kamer. De brede steun die hun online petitie recent ontving lijkt vooral voort te komen uit ressentiment jegens bankiers en elites. Dat is jammer, want dit ondergraaft haar geloofwaardigheid, terwijl het plan economisch veel hout snijdt. Het idee van De Verleiders is simpel: Scheid de geldscheppende en kredietverlenende functies die banken momenteel vervullen, en laat een onafhankelijk overheidsorgaan de economie van voldoende geld voorzien. Zo stabiliseren we economische groei, wordt ons monetair beleid effectiever, en hoeven we banken in vervolg niet met belastinggeld te redden.
Het centrale probleem met het huidige verband tussen geldschepping en kredietverstrekking is de volgende tegenstrijdigheid: De eerste vraagt om een goed gereguleerde en gecentraliseerde oplossing, de laatste is veel meer gebaat bij onbelemmerde marktwerking. De huidige koppeling van de twee binnen commerciële banken veroorzaakt tal van problemen.
Het eerste probleem is dat schulden worden aangemoedigd door de maatschappelijke vraag naar geld om mee te betalen en sparen. Hogere totale schuldenniveaus leiden tot economische fragiliteit. De afgelopen crisis heeft ons geleerd hoe gevaarlijk grote onderlinge afhankelijkheid kan zijn. Wanneer een enkele bank niet werd gered dreigde direct financial meltdown. Bovendien zijn schulden zelfs als het goed gaat niet gratis: Goed opgeleide mensen moeten deze nauwlettend in de gaten houden, waardoor talent door een onnodig grote financiële sector opgeslokt wordt. Minder ingenieurs en meer bankiers dus.
Erger nog is dat deze manier van geldschepping conjunctuurschommelingen vergroot. In goede tijden blijkt men keer op keer te optimistisch over de vooruitzichten voor de toekomst. Bankiers beoordelen op den duur te veel leningen als kredietwaardig. Het gevolg is dat er meer geld in omloop wordt gebracht dan daadwerkelijk nodig voor productieve investeringen. Dit extra geld blaast gemakkelijk speculatieve zeepbellen op, bijvoorbeeld in vastgoed. Bij het knappen van de zeepbel werken sentiment en eerder opgelopen schulden plots als een rem op leningen. Dit ondermijnt de investeringen die essentieel zijn voor economische welvaart. Beter is het wanneer de geldhoeveelheid in gelijke tred met totale productiviteit groeit. Dit legt banken een natuurlijke limiet op. Deze schaarste stuurt in goede én in slechte tijden spaartegoeden naar die investeringen met de beste vooruitzichten. Geldcreatie door private banken maakt de pieken hoger en dalen dieper.
Ook bemoeilijkt private geldcreatie effectief monetair beleid. John Maynard Keynes omschreef dit probleem ooit treffend als pushing on a string. Zolang er spanning op een touw staat kun je de positie van een daaraan bevestigd blok goed sturen door harder of minder hard te trekken, maar zodra het touw slap hangt kun je het laten vieren wat je wilt, er gebeurt vrij weinig. Dit is een notendop de reden dat de ECB ondanks ongekend lage rentestanden de inflatie niet omhoog krijgt, en grijpt naar paardenmiddelen als kwantitatieve verruiming. Door een overheidsorgaan directe controle te geven over de totale geldhoeveelheid, vervang je dit touw door een ijzeren buis die zowel duwen als trekken kan.
Het grootste probleem is echter dat rekeninghouders meedelen in de risico’s door leningen die de bank heeft verstrekt. Banken die too big to fail waren moesten met gemeenschapsgeld gered moesten worden tijdens de financiële crisis. Dit omdat het spaar- en pensioengeld van u en ik, de schulden die de bank bij ons als depositohouders heeft, gevaar liep door de misgelopen kredietverstrekking door diezelfde banken. Op het moment dat de overheid het geld aan ons verstrekt, zijn onze spaartegoeden veel veiliger. Onze claims op de overheid kunnen altijd gebruikt worden om onze belastingverplichtingen in de toekomst te voldoen. Dan wordt het parkeren van je geld bij een commerciële bank die leningen verstrekt uitdrukkelijk riskant. Wie rente wil, loopt risico en kan geen beroep doen op de overheid hem of haar te redden. In zo’n situatie is het omvallen van een bank niet langer catastrofaal. Daarmee nemen banken ‘die toch wel gered zullen worden’ ook minder gemakkelijk onverantwoorde risico’s op kosten van de belastingbetaler.
In tegenstelling tot geldcreatie laat kredietverstrekking echter wél ruimte voor concurrentie tussen verschillende verstrekkers en vormen van krediet. Bovendien is het beoordelen van alle verschillende partijen en projecten die krediet behoeven, oneindig veel complexer dan het inschatten van de ideale geldhoeveelheid van de gehele economie. De beste manier om economische innovatie om zeep te helpen en corruptie te bevorderen, is om bureaucraten te laten beslissen welke start-ups en gevestigde bedrijven investeringen verdienen. Een goedwerkende markt kan dit soort complexe decentrale problemen veel beter oplossen.
Twee verschillende beleidsterreinen vergen dus twee andere oplossingen en dat is precies wat aan ons parlement wordt voorgelegd. Door geldschepping van kredietverstrekking los te koppelen, maak je niet alleen stabieler monetair beleid mogelijk: je beschermt ook spaarders tegen de onvermijdelijke risico’s die banken lopen en bevrijdt de banken van de ketenen van steeds toenemende regulering.
Dit plan is niet nieuw, en staat bekend als het Chicagoplan. Dit monetaire plan werd in de vroege jaren dertig geformuleerd om fundamentele oorzaken van de Grote Depressie weg te nemen. IMF-economen concludeerden recentelijk dat de voordelen ruim tegen de nadelen opwegen en zelfs Milton Friedman, de huiseconoom van Reagan en Thatcher, steunde het. Dat al deze problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen met het Chicagoplan heeft niemand in de afgelopen tachtig jaar overtuigend weten te weerleggen.
De Verleiders sloegen de spijker op hun kop toen zij bij De Wereld Draait Door aangaven niets tegen bankiers te hebben, maar het systeem te hekelen. In Dit kan niet waar zijn schetst Luyendijk het probleem nog schrijnender: De financiële sector zit in een keurslijf waarbinnen kortzichtig handelen in eigenbelang niet alleen beloond maar zelfs gelegitimeerd wordt. Als het systeem van bankiers ertoe leidt dat zij op kosten van de belastingbetaler onhoudbare risico’s nemen, dan is dit niet omdat zij immoreel zijn. Wij hebben de voorwaarden gecreëerd waaronder dit soort gedrag succesvol is. Het is tijd voor de Tweede Kamer om dit recht te zetten. Maak van Masters of the Universe weer gewone bankiers die de economie een dienst bewijzen door spaargeld naar de beste investeringen te geleiden. Maak van geldschepping een overheidstaak.