Antiglobalisering is een beweging die schijnbaar aan invloed wint; de boeken van Naomi Klein gaan als warme broodjes over de toonbank en de WTO en het IMF zijn in toenemende mate het doelwit van protestacties. Een opmerkelijk verschijnsel tegen de achtergrond van ontwikkelingen zoals de drastische reductie van armoede, kindersterfte, analfabetisme, en de sterke opkomst van vrijheid en democratie die de afgelopen decennia met diezelfde globalisering gepaard zijn gegaan. Mijn stelling is dan ook dat globalisering juist de manier is om onze ambitieuze millenniumdoelstellingen te realiseren. Ik zou zelfs zo ver gaan ontwikkelingssamenwerking af te schaffen, het kost ons handenvol geld en is een buitengewoon ineffectieve, vaak zelfs contraproductieve, methode van armoedebestrijding.
Allereerst is het van belang duidelijk te definiëren wat globalisering precies inhoudt. Jaren van linkse retoriek heeft ertoe geleid dat het vaak met neoliberale machtspolitiek en corporatisme verward wordt. Globalisering is het proces waardoor mensen, informatie, handel, investeringen, democratie, en de markteconomie in toenemende mate neigen landsgrenzen te overschrijden. In andere woorden, het is de trend dat nationale grenzen een steeds lagere drempel vormen en dus steeds minder beperken. Het is een proces van onderop dat leidt tot meer economische en bewegingsvrijheid voor het individu en minder centrale macht en controle voor staten en bedrijven.
Dit simpele proces is een enorm krachtig middel in de strijd tegen armoede. Ontwikkelingslanden zijn door vrijhandel en lage transportkosten in staat aan onze markten deel te nemen en kunnen hierdoor in hoog versneld tempo een economische inhaalslag maken. Voorwaarde is wel dat ze ook intern een liberaal-kapitalistisch systeem met de nodige prikkels voor een gunstig ondernemingsklimaat hanteren. Een goed voorbeeld hiervan is Taiwan dat in de jaren vijftig begon met hervormingen door o.a. land aan de bevolking te geven. Arme boeren werden landeigenaren en al snel steeg de voedselproductie en begonnen enkele boeren op eigen land fabrieken te bouwen. In de jaren 60 en 70 werd de Westerse markt overspoeld met goedkope producten Made in Taiwan en inmiddels exporteert het land vooral hi-tech goederen. In korte tijd hebben liberalisering en globalisering de inwoners van dit land van grote armoede naar een hoge levensstandaard getild. Als bijeffect heeft deze welvaart in Taiwan een middenklasse gecreëerd, waardoor het voor dit land mogelijk is geweest zich van een dictatuur tot een prille democratie om te vormen.
Hoewel vormen van ontwikkelingshulp onderling verschillen, hebben ze meestal een aantal grote negatieve bijeffecten. Zo heeft steun een schadelijke invloed op de wisselkoers, hetgeen de ontwikkeling van export en industrie belemmert, werkt het vaak corruptie en afhankelijkheid in de hand, en leidt het tot uitstel van noodzakelijke hervormingen. Arme mensen in de hele wereld zouden er vele malen meer aan hebben als wij de globalisering zouden omarmen door bijvoorbeeld onze landbouwsubsidies en importtarieven te beëindigen. Dit is bovendien op de lange termijn ook gunstig voor onze eigen economie en welvaart.
In navolging op Taiwan is ook China aan het liberaliseren, waarmee er honderden miljoenen mensen uit abjecte armoede bevrijd worden. Alle linkse aantijgingen van neoliberaal imperialisme ten spijt, zijn het veelal de communisten en Europese sociaal-democraten die deze hervormingen uit pure noodzaak (en met veel succes) doorvoeren. Ik concludeer dan ook dat de wereld niet te veel maar juist te weinig globalisering kent. Dit gebrek ondervangen we niet door enkel politieke druk uit te oefenen maar vooral door zelf onze resterende handelsbarrières te elimineren, onder de zinspreuk: Goed voorbeeld doet volgen.
Eigenlijk zouden we het hier eens over moeten hebben, maar, dacht ik: misschien is het wel leuker als ik een reactie hierop schrijf in de siblink? Waaaant, ben het niet helemaal met je eens 😉